Sluitende verzorgingshuizen: zes aanbevelingen

Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) schat in dat de komende jaren zo'n 180 verzorgingshuizen hun deuren sluiten. Ook moeten veel huizen bezuinigen. Zij doen dat ondermeer door het aantal voorzieningen te beperken. Voor bewoners betekent dat soms dat sociale aangelegenheden komen te vervallen. Wie vangt de sociale functie op in de wijk?

Ouderen in aanleunwoningen krijgen te maken met het verdwijnen van voorzieningen door de sluiting van verzorgingshuizen, meldt Platform31. De sociale functie – zoals een ontmoetingsruimte en de gezamenlijke maaltijden – kan hiermee wegvallen. Jan Willem van de Maat van Platform31 en Hilde van Xanten van Movisie spraken met sluitende verzorgingshuizen. Conclusie: ouderen in aanleunwoningen vormen een groep die gemakkelijk vergeten wordt. Belangrijkste aanbeveling: betrek tijdig alle partijen en maak samen een plan.

Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) schat in dat de komende jaren zo’n 180 verzorgingshuizen hun deuren sluiten. Movisie deed een kwalitatief onderzoek bij met een landelijk werkende woningcorporatie en zeven locaties. De onderzochte verzorgingshuizen hebben gemiddeld 62 aanleunwoningen en vaak is er ook sprake van seniorenwoningen in de wijk die gebruik maken van de voorzieningen. Wie zijn aan zet om voor deze bewoners de sociale functie op te vangen? En op welke manieren kun je dat doen? De publicatie ‘Sluitende verzorgingshuizen: wie vangt de sociale functie op in de wijk?’ brengt de mogelijke oplossingen in kaart.

De onderzoeker schrijven als conclusie: "Als het verzorgingshuis sluit, betekent dat dat er belangrijke voorzieningen dreigen weg te vallen voor ouderen in aanleunwoningen en elders in de omgeving. Hoewel er in de media veel belangstelling is geweest voor verzorgingshuizen die sluiten, is er voor het vraagstuk van het wegvallen van voorzieningen voor ouderen in de directe omgeving van verzorgingshuizen tot nog toe weinig aandacht geweest. En dat is opmerkelijk omdat de gevolgen groot kunnen zijn voor deze bewoners."

Welke partijen aan zet?

"De vraag welke partijen in actie moeten komen en het voortouw moeten nemen bij het opvangen van de wegvallende sociale functie is niet een- duidig te beantwoorden", staat in het rapport. "Dat komt doordat de situatie per locatie ver- schilt. Welke partij is bijvoorbeeld eigenaar van het verzorgingshuis en de gemeenschappelijke ruimtes? Welke partij heeft de aanleunwoningen en eventuele seniorenwoningen in bezit? En welke voorzieningen zijn er aan- wezig in de directe omgeving van de locatie?"

"Zorgorganisaties en woningcorporaties hebben de grootste belangen op het spel staan en voelen zich dan ook het meest verantwoordelijk voor het vraagstuk. Zij hebben immers woningen te verhuren en zorg te verlenen. In de praktijk neemt meestal dan ook een van beide het initiatief om de sociale functie op te vangen. Tegelijkertijd blijkt uit de resultaten van dit onderzoek dat de sociale functie niet op alle onderdelen door één partij kan worden opgevangen. En daar blijft het soms op hangen. Veel zorgorganisaties willen het vraagstuk helemaal zelf oplossen, maar als dat niet mogelijk blijkt te zijn, vooral vanwege gebrek aan financiën, blijft de extra stap om samenwerking te zoeken vaak achterwege. Met als gevolg dat er een soort vacuüm ontstaat na de sluiting van het verzorgingshuis en bewoners van aanleunwoningen soms ontredderd en verbitterd achterblijven."

De onderzoekers van Platform31 en Movaris komen tot zes aanbevelingen:

Aanbeveling 1:

Eigenaar aanleunwoningen en seniorenwoningen: betrek tijdig andere partijen

Het is dus van belang dat één partij, de zorgorganisatie of woningcorpo- ratie die het vastgoed in bezit heeft, tijdig het voortouw neemt om de te betrekken partijen aan tafel te krijgen, zodat de sociale functie zo goed mogelijk opgevangen kan worden. De eerste stap daarbij is met de bewoners in gesprek te gaan over de drie onderdelen van de sociale functie: ontmoeting, zelfredzaamheid en sociale veiligheid. Welke verwachtingen en wensen hebben de bewoners omtrent deze functies? Wat kan de eigenaar van de woningen bieden? Wat kan de zorgaanbieder/woningcorporatie betekenen? Wat kunnen de bewoners zelf doen en voor eigen rekening nemen? En welke partijen zouden verder nog betrokken moeten worden?

Aanbeveling 2:

Gemeente: pak indien nodig regie

Gemeenten krijgen een steeds grotere rol als het erom gaat wonen, welzijn en zorg lokaal vorm te geven. De gemeente kan daardoor de verschillende partijen bij elkaar brengen en een integrale aanpak van de ondersteu-

ning en zorg voor ouderen tot stand brengen. Gemeenten nemen nu nog vaak een afwachtende houding aan bij het vraagstuk van het opvangen van de sociale functie van sluitende verzorgingshuizen voor bewoners in aanleunwoningen en andere oudere wijkbewoners, terwijl het voorzien in de behoefte aan welzijnsvoorzieningen onder hen in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de gemeente is. Het besef dat bewoners van aan-

leunwoningen burgers zijn binnen de gemeente, moet beter doordringen en zou tot een actievere houding van de gemeente moeten leiden. Bijvoorbeeld door aan de zorgorganisatie en woningcorporatie te vragen welke plannen zij hebben om de sociale functie op te vangen en hoe zij dat willen aanpakken. En mocht de corporatie of zorgorganisatie niet voldoende initiatief nemen om tot een bevredigende oplossing te komen, dan dient de gemeente klaar te staan om in te grijpen en zelf de betrokken partijen bij elkaar te roepen. Daarbij is het van belang ook buiten de bestaande kaders te denken en te kijken welke rol bijvoorbeeld sociaal ondernemers, hoteliers en horecaondernemers kunnen en willen spelen.

Aanbeveling 3:

Bewoners: organiseer je zelf

Tot het moment waarop het verzorgingshuis sloot konden bewoners van aanleunwoningen en andere oudere wijkbewoners ‘leunen’ op de aanwezige voorzieningen. In de nieuwe situatie moeten de bewoners zichzelf de vraag stellen wat hun wensen zijn wat betreft de sociale functie, wat zij daarin zelf kunnen organiseren en inkopen, en wat zij van anderen nodig heb- ben. Zo nodig kunnen bewoners of bewonerscommissies daarbij hulp vragen van het welzijnswerk, familie, vrijwilligers of de eigenaar van de woningen.

Aanbeveling 4:

Welzijnsorganisatie: eropaf

Tot voor kort waren verzorgingshuizen met hun aanleunwoningen ‘mini-samenlevingen’ op zich. Door het wegvallen van de voorzieningen in het verzorgingshuis zijn bewoners van aanleunwoningen verstoken van de sociale functie. Gemeenten zijn nu vanuit de Wmo verantwoordelijk voor de zelfredzaamheid en participatie van deze bewoners. Welzijnswerk heeft daarbij een belangrijke uitvoerende taak. Dat betekent dat welzijnsorgani- saties zich actief moeten opstellen en moeten bekijken op welke manier zij kunnen bijdragen of partijen met elkaar kunnen verbinden.

Aanbeveling 5:

Benut de mogelijkheden van de participatiewet

Een van de achterliggende doelstellingen van de decentralisaties in het so- ciale domein is het verbinden van mensen die ondersteuning nodig hebben met mensen die kansen nodig hebben. Zo kunnen mensen met een beper- king of mensen die re-integreren tegen lagere loonkosten diensten aan ouderen verlenen. Uit onze interviews bleek bijvoorbeeld dat in Deventer de zorgorganisatie samenwerkt met het buurtbeheerbedrijf. Mensen die re-integreren helpen hier onder andere bij het bereiden van maaltijden voor ouderen die samenkomen in de ontmoetingsruimte.

Aanbeveling 6:

Gemeente: zet in op accommodatiebeleid

Elke gemeente zal moeten afwegen hoe de ontmoetings-infrastructuur in wijken en dorpen eruit moet zien. Wanneer een partij de gemeente vraagt te investeren in een ontmoetingsruimte, zal de gemeente een afweging moeten maken. Is de ontmoetingsruimte alleen bedoeld voor een beperkt aantal aanleunwoningen, dan zal de gemeente in eerste plaats de eigenaar aanspreken en bewoners eventueel doorverwijzen naar bestaande voorzieningen. Wanneer de ruimten in het verzorgingshuis beschikbaar blijven en ook duidelijk een functie hebben voor de wijk, dan moet de gemeente beslissen welke bijdrage van de direct betrokkenen (inclusief de bewoners) verwacht mag worden en welke aanvullende financiële bijdrage zij zelf bereid is te leveren.

Het onderzoek is uitgevoerd door Movisie in het kader van het kennis- en experimentenprogramma Langer Thuis. Dit is een samenwerking tussen Movisie, Platform31 en Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg, ondersteund door de ministeries van BZK en VWS.

Lees het onderzoek van Platform31 en Movisie.



Reacties


Laatste nieuws