'Bij innovatiepartnerschap liggen kansen en gevaren op de loer'

De aanbestedingswet gaat op de schop. Als gevolg van nieuwe Europese aanbestedingsrichtlijnen dient de huidige aanbestedingswet per april 2016 te zijn aangepast. Eén van de aankomende veranderingen betreft de introductie van een nieuwe aanbestedingsprocedure: het innovatiepartnerschap. Welke kansen, maar vooral: welke valkuilen liggen daar op de loer?

Lees de column van Tim Beukema, juridisch consultant bij AT Osborne.

Het innovatiepartnerschap creëert ruimte voor innovatie en duurzaamheid. Anders dan op dit moment het geval is, kan een aanbestedende dienst met het innovatiepartnerschap namelijk de ontwikkeling én de aanschaf van een innovatief werk, product of dienst in één procedure inkopen. Het innovatiepartnerschap biedt daardoor bijvoorbeeld kansen voor startups; hen wordt met innovatieve, nieuwe ideeën toegang geboden tot overheidsopdrachten.  

Er zijn wel een aantal kwesties waar zowel de aanbestedende diensten als de marktpartijen bij toepassing van deze procedure beducht op moeten zijn. In deze bijdrage ligt de focus op de beëindiging en opzegging van het innovatiepartnerschap.

Beëindiging innovatiepartnerschap
Het innovatiepartnerschap verloopt in verschillende fasen. De aanbestedende dienst selecteert hierin één of meerdere marktpartijen die worden toegelaten tot de innovatiefase. In deze fase wordt de gevraagde innovatie ontwikkeld. De aanbestedende dienst kan ook de innovatiefase weer onderverdelen in verschillende  fasen, en zich daarbij het recht voorbehouden om verder te ontwikkelen met minder partijen door individuele opdrachten in te trekken of het innovatiepartnerschap te beëindigen.

Daar liggen ook de eventuele valkuilen. Zo kan er bij beëindiging onenigheid ontstaan over de gebruiksrechten over hetgeen al gezamenlijk ontwikkeld is. Ook kan de vraag rijzen of de marktpartij nadat het innovatiepartnerschap is beëindigd, zijn innovatief product onafhankelijk verder mag ontwikkelen. Deze aspecten dienen dan ook in de aanbestedingsstukken aan bod te komen. Er dienen bijvoorbeeld duidelijke en heldere voorwaarden gesteld te worden over de intellectuele eigendomsrechten. Liggen deze bij de marktpartij, bij de aanbestedende dienst of bij beiden? Gelet op het feit dat om intellectuele eigendomsrechten vele claims gestart worden, kan dit problematisch zijn als deze rechten (deels) bij de aanbestedende dienst rusten. De aanbestedende dienst kan als houder van het intellectueel eigendomsrecht door derden aangesproken worden die het intellectueel eigendomsrecht trachten te claimen.

Daarnaast ligt het gevaar op de loer van ‘cherry picking’. Immers, de aanbestede dienst kan het innovatiepartnerschap aangaan met meerdere marktpartijen. Als individuele opdrachten aan één of meer marktpartijen vervolgens tussentijds worden ingetrokken, en de aanbestedende dienst het innovatiepartnerschap met (één van) de overige partij(en) voortzet, zou deze daarbij gebruik kunnen maken van het voorwerk van de overige marktpartijen. Om te voorkomen dat marktpartijen huiverig worden voor het aangaan van een innovatiepartnerschap wegens het verlies van waardevolle ideeën en kennis zonder een waardevolle tegenprestatie, dient hiervoor een afdoende regeling te worden opgenomen.

Tot slot
Het innovatiepartnerschap biedt kansen aan het gezamenlijk ontwikkelen van innovatieve werken, leveringen of diensten. Er kan gebruik worden gemaakt van de innovatiekracht van verschillende partijen in de markt. Maar zoals bij elke procedure, dient de procedure zorgvuldig in de markt te worden gezet. Dit betreft onder andere de gevolgen van een beëindiging van het innovatiepartnerschap. Daarnaast moet een aanbestedende dienst bij het innovatiepartnerschap ook acht slaan op eventuele staatssteunperikelen die kunnen spelen. Dit aspect zal in een volgende column worden besproken.



Reacties


Laatste nieuws