Versnelling en vereenvoudiging door invoering van de Crisis- en herstelwet?

Op 31 maart 2010 is de Crisis– en herstelwet (Chw) in werking getreden. Inmiddels is de wet geëvalueerd en op 30 december 2011 is het wetsvoorstel voor het permanent maken van de Chw ingediend. In de discussie over de versnelling en vereenvoudiging van procedures teneinde de economie te stimuleren wordt mijns inziens een belangrijk instrument, ‘de coördinatieregeling’, vergeten. Het verdient aanbeveling om juist aan dit instrument aandacht te besteden. In het navolgende zal ik dit nader toelichten.

Het algemene doel van de Chw laat zich omschrijven als het versnellen van procedures inzake (grote) infrastructurele projecten, (grote) bouwprojecten en projecten op het gebied van duurzaamheid, energie en innovatie (een en ander zoals omschreven in Bijlage I en II van de Chw). In de Chw zijn bepalingen opgenomen om de voorbereiding van de besluiten die nodig zijn om voornoemde projecten te realiseren en de beroepsprocedures daartegen zo efficiënt mogelijk te laten verlopen. Hiertoe zijn in hoofdstuk 1 een aantal bestuursprocesrechtelijke bepalingen, zoals de beperking beroepsrecht overheden en de zesmaandenuitspraaktermijn opgenomen. In hoofdstuk 2 is een aantal bijzondere rechtsfiguren geïntroduceerd, zoals het projectuitvoeringsbesluit. Met deze laatste figuur wordt een procedurele integratie van een aantal vergunningen bewerkstelligd.

Inmiddels is uitgebreid onderzoek gedaan naar de werking van de procesrechtelijke bepalingen, zie A.T. Marseille e.a. ‘Evaluatieonderzoek procesrechtelijke bepalingen Crisis- en herstelwet’, Groningen/Tilburg 2012. Het blijkt bijvoorbeeld dat in 65% van de gevallen de zesmaandenuitspraaktermijn niet gehaald wordt. De gemiddelde termijn om een uitspraak te doen bedraagt ruim zeven maanden na afloop van de beroepstermijn. Dit is echter aanzienlijk sneller dan bijvoorbeeld de gemiddelde afhandeling van een bestemmingsplan in beroep. Die termijn bedraagt gemiddeld ruim elf maanden.  

Weinig gebruik gemaakt van projectuitvoeringsbesluit

In het wetsvoorstel voor het permanent maken van de Chw wordt aan de procesrechtelijke bepalingen uit de Chw met enkele kleine aanpassingen een permanente werking gegeven. Ook het projectuitvoeringsbesluit krijgt een permanente werking. In de praktijk wordt weinig gebruik gemaakt van de rechtsfiguur projectuitvoeringsbesluit. Het projectuitvoeringsbesluit treedt in de plaats van de besluiten die vereist zijn voor de ontwikkeling en uitvoering van een project zoals die zijn opgesomd in de Chw, en vervangt daarmee bijvoorbeeld een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen of het aanleggen van een werk of het strijdig gebruik. Een aantal toestemmingen gaat hier niet in op zoals een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet of de Monumentenwet. De gemeenteraad is het bevoegde orgaan maar delegatie van de bevoegdheid aan het college is mogelijk. Er staat slechts beroep in één instantie open en de procesrechtelijke bepalingen van de Chw zijn van toepassing. Het beroep heeft een schorsende werking.

In voornoemd evaluatieonderzoek wordt een concreet voorbeeld (Hooghe Kley in Wassenaar) van een projectuitvoeringsbesluit gegeven. Het gaat in dat geval om de realisatie van een woonwijk van 25 woningen. Er wordt tegen de vaststelling van het projectuitvoeringsbesluit beroep ingesteld. Dit betekent dat het vaststellingsbesluit van rechtswege geschorst wordt. De voorbereidende werkzaamheden lagen voor maanden compleet stil. Het blijkt dat hierdoor bij (potentiële) kopers veel onrust ontstond, waardoor kopers zijn afgehaakt. De gemeente verzoekt dan ook om opheffing van de schorsing. Dit wordt door de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State afgewezen omdat er geen sprake is van uitzonderlijke omstandigheden (Vz. ABRvS 24 februari 2011, zaaknummer 201100873). Een opheffing van de schorsing zal vrijwel nooit aan de orde zijn. Dit is uiteraard een nadeel van het projectuitvoeringsbesluit.

Coordinatieregeling heeft ruimer toepassingsbereik

Dit is te voorkomen door in plaats van voor het projectuitvoeringsbesluit te kiezen voor de ‘gemeentelijke coördinatieregeling’ van artikel 3.30 Wro. Deze coördinatieregeling heeft hetzelfde doel als het projectuitvoeringsbesluit. Door toepassing van de coördinatieregeling kunnen alle voor een project benodigde vergunningprocedures gezamenlijk worden doorlopen. Tegen de gecoördineerde besluiten (bijvoorbeeld een bestemmingsplan en een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen) staat rechtstreeks beroep open bij de Afdeling. Op het eerste oog lijkt dit vergelijkbaar met het projectuitvoeringsbesluit. Toch zijn er naast de schorsende werking van het beroep, dat niet geldt voor de besluiten die genomen zijn met toepassing van de coördinatieregeling, meer verschillen. Het projectuitvoeringsbesluit kan niet gefaseerd worden aangevraagd terwijl dit bij de coördinatieregeling wel kan. Bovendien heeft de coördinatieregeling een veel ruimer toepassingsbereik, zelfs buiten het omgevingsrecht. De coördinatieregeling van de Wro heeft derhalve vanuit een oogpunt van snelheid en flexibilteit nog steeds voordelen ten opzichte van het projectuitvoeringsbesluit uit de Chw. Het is dan ook vreemd dat er zo weinig gebruik gemaakt wordt van de coördinatieregeling en dat er niet meer aandacht besteed wordt aan dit instrument.

Annelies van de Klift is advocate bij de sectie Overheid en Ruimtelijke Ontwikkeling van Poelmann van den Broek advocaten. Deze sectie heeft een workshop ontwikkeld waarin de thema’s snelheid en flexibiliteit in het omgevingsrecht centraal staan. Uiteraard komen het projectuitvoeringsbesluit en de coördinatieregeling ook aan de orde. Heeft u interesse in deze workshop of wilt u meer informatie over het bovenstaande, neem dan contact op met Annelies van de Klift, advocaat bij de sectie Overheid en Ruimtelijke Ontwikkeling. Zij is bereikbaar op nummer 024 381 14 01 of per e-mail a.vandeklift@poelmannvandenbroek.nl 

 



Reacties


Laatste nieuws