Verslag Hoogbouw Congres 2023: Anders de hoogte in

Verslag Hoogbouw Congres 2023: Anders de hoogte in

Afgelopen woensdag 27 september vond in de Utrechtse vestiging van Kinepolis weer het jaarlijkse Hoogbouwcongres plaats. Een volle zaal met belangstellende vertegenwoordigers uit het vakgebied kreeg daar verschillende visies en reflecties voorgeschoteld op het centrale thema van dit jaar: The carbon clock is ticking.

Naar aanleiding van die licht omineuze titel werden door vijf sprekers mogelijke antwoorden verkend op de urgente vraag of CO2-neutrale hoogbouw (nog) wel een haalbare optie is. De mondiale veranderingen op het gebied van klimaatverandering zetten de discussie over de wijze van bouwen en het (niet) gebruiken van bepaalde bouwmaterialen danig onder druk. Tegelijkertijd zorgt de huidige majeure woningbouwopgave, in combinatie met de beperkte ruimte in Nederland, vooral in steden voor een noodzakelijke verdichtingsslag. Hoogbouw lijkt bij dit alles zowel troefkaart als joker.

Vanzelfsprekend
Dagvoorzitter Erik Faber, partner bij Fakton en bestuursvoorzitter bij Stichting Hoogbouw, werpt tegen deze uitdagende, maar dus niet zo eenduidige, achtergrond in zijn inleiding een aantal vragen op. Een daarvan is of de sterk gewijzigde condities voor (hoog)bouw de lang geldende vanzelfsprekendheid ervan inmiddels niet hebben ondergraven. Met de stikstofcrisis, materialen schaarste en een dreigend CO2-plafond én de tijdsdruk voortkomend uit alarmerende milieuprognoses kalft het vertrouwen onder beproefde praktijken misschien wel erg rap af. Die veranderingen zijn van dien mate dat het Faber doet afvragen of congres en stichting er naar de toekomst toe wel bestand tegen zijn. De wereld bevindt zich immers in een ongekende transitie en veel bestaande posities en strategieën moeten op de helling. De werkelijkheid is echter eerder dat de veranderingen juist vragen om een platform waar de dialoog over mogelijke ontwikkelrichtingen, strategieën en casestudies bij voortduring gevoerd wordt. Dit congres onderstreept dat bij uitstek.

Confronterend
De eerste spreker, Norbert Schotte, transitiemaker bij Gideon, zet het publiek met zijn bijdrage direct op scherp. Allereerst door te melden dat hij geen voorstander is van hoogbouw. In tweede, en bepaald niet mindere, instantie legt Schotte uit hoe de mensheid erin is gelaagd om in relatief korte tijd verschillende (6) planetaire grenzen te overschrijden. Kort gezegd, de wijze waarop de mens de aarde exploiteert zorgt voor uitputting van natuurlijke bronnen en ernstige vervuiling van het milieu. De carbon clock tikt inderdaad met angstwekkende snelheid af...

Het zijn stuk voor stuk deprimerende mijlpalen. De gevolgen daarvan worden met de daadwerkelijk merkbare opwarming van de aarde en vooral de directe gevolgen daarvan steeds pijnlijker evident. Schotte maakt ook duidelijk dat de mensheid, geconfronteerd met de verandering van het milieu, maar heel langzaam tot aanpassing van kwalijke gedragsveranderingen weet te komen. We zijn daarbij meesters in het inventief vertalen van veranderingen in geruststellende, relativerende cijfers of prognoses. Of we interpreteren veranderingen niet zelden tot ineffectief beleid. Het zijn tekenen van uitstelgedrag dat weer een bevestiging is onze verslaving aan bekende, ingesleten en vertrouwenwekkende processen en handelswijzen.

Circulaire revolutie
In zijn bijdrage richt Schotte zijn pijlen ook op het aanwezige publiek en de sectoren die het vertegenwoordigt. Ook hierin is hij confronterend. Want hoewel de gebouwde omgeving mondiaal slechts 1 procent van het landgebruik voor haar rekening neemt, is zij samen met de bouwsector verantwoordelijk voor 39 procent van de mondiale CO2-uitstoot. Het is onderdeel van de bouw- en scheppingsdrift van de mens die ertoe heeft geleid dat de omvang van de door de mens gemaakte materialen inmiddels groter is dan de biomassa.

Er is sprake van een optelsom van crisissen, een ‘polycrisis’, en Schotte dwingt de sector dan ook met harde hand op de behandeltafel. Dat doet hij vanuit de wetenschap en met de hoop dat er nog (steeds) een aantal aanknopingspunten zijn die tot een koersverandering in de manier waarop wij bouwen kunnen leiden. Een daarvan is de omvang van zogenaamd embodied carbon, materiaal gebonden emissie die vrijkomt bij de productie, transport en installatie van bouwmaterialen. Deze materiaal gebonden emissie is ongeveer 350 keer (!) groter dan het operationele carbon, de koolstof-emissie van een gebouw zelf.

Polytransitie
Begrijpelijk dus dat Schotte, onder meer, een beroep doet op de transitie van nu gangbare bouwprocessen. Hij pleit, de ‘polycrisis’ spiegelend, voor een ‘polytransitie’. Het is een optelsom van de keuze om niet te bouwen, anders te bouwen, circulair te bouwen, bio based te bouwen en/of te bouwen met een zo laag mogelijke impact. Het op een andere dan de nu gangbare wijze organiseren van bouw en vooral het denken in en toepassen van nieuwe (bio based) of al bestaande (circulaire) materialen is de weg die belopen dient te worden. Met betrekking tot hoogbouw houdt Schotte een pleidooi voor niet-te-hoge-hoogbouw. Daarbij voert hij een stad als Parijs aan waar een beperkte gebouwhoogte (12 verdiepingen) wel degelijk samengaat met stedelijke dichtheid.

Al met al betekenen de criteria van Schotte een soms lastige en vooral onbekende route. Maar gezien de tikkende klok zit er, volgens hem, niets anders meer op. Het vizier zal per direct op scherp en nadrukkelijk naar voren gericht dienen te zijn. Een oriëntatie die in een sector die als traditioneel en behoudend bekend staat niet meteen vanzelfsprekend is, maar dus wel moet zijn.

Veranderkansen
Noor Huitema, co-founder van adviesbureau en denktank Copper8, zet met haar bijdrage de alarmerende toon van Schutte voort. Zij focust daarbij op de vaak opgeworpen drempels of belemmeringen die noodzakelijke veranderingen en innovaties in de weg staan of vertragen: regelgeving en financieringsmodellen. Huitema doet een vergelijkbaar appel op verandering en aan opdrachtgevers. De allegorische achteruitkijkspiegel die door veel partijen in de bouw gebruikt wordt om toch vooral vanuit eerder opgedane ervaring en beproefde verdienmodellen (enigszins) te vernieuwen mag van haar afgeplakt worden. Het doorbreken van de status quo kan alleen door nieuwe vragen te stellen, nieuwe verbindingen met (nieuwe) spelers of partijen te zoeken en door actief naar kansen te zoeken. Want de dreigende onzekerheid die Huitema en Schotte schetsen biedt natuurlijk ook kansen.

Volgens Huitema liggen die kansen bij veranderingen op drie aspecten. Op technisch vlak moeten andere ontwerp- en materiaalkeuzes gemaakt worden. Organisatorisch kan er een meer naar een waarde-gedreven samenwerking voor de lange termijn tussen opdrachtgever en opdrachtnemer(s) gestreefd worden. Op financieel gebied is het doel om duurzame prestaties op de lange termijn te borgen in value cases voor alle partijen.

Systeemverandering
Gezamenlijke inspanningen leiden tot een daadwerkelijke systeemverandering waarvan we nu pas de eerste stappen zetten. Het is nu allemaal nog verre van voldoende, benadrukt Huitema. De materie en de sector zijn immers stug en taai. De inzet om de grenzen op te rekken moeten dus voor een lange termijn en bij voortduring aangehouden worden. Dat is ook niet verwonderlijk wanneer we beseffen dat een aloud lineair systeem nu in korte tijd ingeruild moet worden voor een circulair model.

Huitema is eveneens zeer nadrukkelijk, en ook wat sceptisch, over de directheid van de transitie. Sinds het benoemen van de milieucrises in de jaren ’70 (Club van Rome) blinken politici, beleidsmakers en industrie erin uit om voornemens en doelen aan termijnen en toekomstige data te verbinden. Daarmee is en wordt kostbare tijd en energie gemorst.

Net als Schotte draagt ook Huitema een zestal strategieën aan die per direct gaan bijdragen aan het verlagen van de impact en het bereiken naar een circulaire bouwsector. Dat zijn, achtereenvolgend, het beter benutten van de bestaande woningvoorraad, optoppen en transformeren van bestaande woningen, bouwen van kleinere woningen, inzetten op hoogwaardig hergebruik en op bio based bouwen en, tenslotte, het intensiveren van industriële bouw.

Verdienmodel
En wat regels betreft, die moeten natuurlijk eveneens veranderen. Door aangepaste varianten aan te dragen, maar ook door ons voortdurend af te vragen waarom bepaalde regels er zijn; of in stand worden gehouden. Die oproep is overigens zowel aan de politiek als aan de markt gericht. Het is dus allemaal niet bepaald gering. Maar de noodzakelijke veranderingen zouden zomaar in niet minder dan een revolutie kunnen uitmonden...

Dat geldt volgens Huitema zeker voor het accepteren en geloven in andere, circulaire business cases. Het schermen met beproefde verdienmodellen is immers een vaak terugkerend argument tegen verandering in deze en andere sectoren. Dan klinkt al snel het gevleugelde ‘het kan niet uit’. Maar het zou voor Huitema juist moeten gaan om een andere waardering van componenten en een herberekening van (bestaande) verdienmodellen. Vanuit die denkrichting en vooral handelswijze kunnen de bakens daadwerkelijk verzet worden. Huitema noemt, onder meer, het toevoegen van de voorgaande levenscyclus van materiaal, het toevoegen van toekomstige levenscycli op basis van losmaakbaarheid en het werken met verschillende einde-levensduur scenario’s. Het zijn stuk voor stuk componenten die zowel voor de algemene bouwsector als voor de specifieke hoogbouw kunnen gelden. Hoogbouw is in dat opzicht zowel een algemeen als generiek element.

Praktijken
Waar de eerste twee sprekers op het congres de urgente aandachtspunten en mogelijk nieuwe contouren van een bouw- en ontwikkelpraktijk verkennen, richten de drie andere sprekers zich meer op de feitelijke praktijk van een veranderende hoogbouw.

Martine Verhoeven, adviseur Circulariteit en duurzaamheid bij Royal Haskoning DHV (RHDHV) maakt daarbij een dankbare verbinding tussen urgentie en de vraag ‘hoe gaan we aan de slag’. Ze maakt daarbij direct duidelijk dat het combineren van hoogbouw en CO2-neutraal mogelijk, maar nog erg complex is. Het gaat vooralsnog om het voorkomen van uitschieters bij het zoeken naar een balans tussen energie, materialen en comfort. Aan de hand van een aantal recente projecten waar RHDHV aan werkte - waaronder de Monarch IV, Karel Doorman, Triton square (Londen) en het Stadskantoor Venlo – maakt Verhoeven het publiek deelgenoot van de zoektocht van haar bureau. Daarmee laat ze ook mooi zien hoe, door het delen van ervaring en kennis en met nieuwe partners zoeken naar oplossingen voor problemen, het werkveld rond (hoog)bouw kan veranderen en impulsen kan krijgen.

Internationaal
In dat licht passen ook de bijdragen van John Bushell en Frank Maas aan het congres.

John Bushell, directeur van het gerenommeerde, Londense bureau Kohn Pedersen Fox architects (KPF) trakteert de zaal op een ware ‘ontwerpstorm’. In korte tijd deelt Bushell de rijkdom aan ervaringen, inzichten en resultaten die het bureau de afgelopen jaren opdeed. Het hergebruik van bestaande gebouwen is de kern hun benadering om de ontworpen gebouwen zoveel mogelijk CO2-neutraal te maken. Deze praktijk laat zien waartoe vasthoudendheid, inventiviteit en de inzet van ontwerpkracht kunnen leiden.

Ook de bijdrage van Frank Maas, concept developer bij EDGE, laat een (buitenlandse) praktijk zien waar een nieuwe, duurzame omgang met hoogbouw leidend is, of dat steeds meer wordt. De portefeuille van het bedrijf laat zien dat hoogbouw steeds vaker rekening moet gaan houden met belendende factoren. De aandacht voor en focus op het gebouwniveau verbreedt zich daarmee, deels noodgedwongen, deels vanzelf naar een bredere, stedelijke, politieke en duurzame context.

Die verbreding en contextualisering vormen zo, nadrukkelijk samen met de noodzaak van een urgente koerswijziging, de rode draad van dit inspirerende Hoogbouwcongres dat tegen de achtergrond van een snel tikkende carbon clock nog best wat langer had mogen duren.

Auteur: JaapJan Berg



Reacties


Laatste nieuws