Gazellefabriek in Dieren; Oog voor historie

De ruim 100 jaar oude Gazellefabriek voldeed niet meer aan de eisen van de moderne tijd en moest dringend aangepakt worden. Daarbij moest de productie van fietsen echter wel doorgaan en de geschiedenis en sfeer moesten behouden worden. Bronsvoort Blaak Architecten wist oud en nieuw bij elkaar te brengen in een deels nieuw, deels gerenoveerd pand.

Fietsenfabriek Gazelle werd in 1902 opgericht door een smid en een postbeambte. Al in 1912 gingen de zaken zo goed dat er uitgebreid werd: toen ontwierp architect C.N. van Goor een nieuw en modern kantoor. In de jaren dertig ontwierp Arend Beltman een nieuwe vleugel en in 2013 was het de beurt aan Bronsvoort Blaak Architecten.

Richtlijnen
Anton Bronsvoort en Henk Geert Blaak kregen voor het ontwerp een aantal richtlijnen mee. Zo wilde Gazelle geen onderscheid tussen montage- en kantoorpersoneel, de werkplekken moesten voor iedereen prettig zijn en het gebouw moest verankerd zijn in de omgeving. Verder hadden de architecten te maken met een rijksmonument en met de productie die gewoon moest doorgaan. Het resulteerde in een uniek gebouw.

Oude en nieuwe kozijnen
Het bedrijf wordt betreden via het Van Goor-gebouw. Dit gebouw heeft veel originele details zoals gemetselde gevels, glazuurde stenen en tegelpatronen. De constructie bestaat uit stalen kolommen, wat het een flexibel gebouw maakt. Dit gebouw werd volledig gerenoveerd. “Om het bedrijf toekomst- en klimaatbestendig te maken, hebben we de oude stalen kozijnen vervangen door aluminium kozijnen. Deze zijn op een speciale manier gecoat, zodat ze de uitstraling van staal hebben”, vertelt Henk Geert Blaak.

“De originele ramen die zich nu onder een dak bevinden, konden behouden worden. Deze kozijnen zijn ooit door een van de twee oprichters van de Gazelle, een smid, gemaakt. Dat vonden we mooi om te behouden.” Het rijksmonument en de Beltmanvleugel zijn volledig voorzien van nieuwe geïsoleerde kozijnen met isolatieglas. Er werd gekozen voor aluminium kozijnen van Reynaers omdat deze het dichtst bij de oorspronkelijke stalen ramen kwamen.

Lichthof
Ook de voormalige lichthof in het Van Goor-gebouw werd in ere hersteld en vormt nu een atrium met onderin de kantine en er omheen de kantoren. Aan de ene kant van het atrium zit nog een oude trap, aan de andere kant juist een moderne wenteltrap. Anton Bronsvoort: “Sommigen vonden dat de oude trap ook vervangen moest worden, maar dat wilden wij niet. Al die arbeiders die over die trap hebben gelopen, dat is toch een prachtige gedachte.”

Om de werkruimtes rondom het atrium enigszins af te scheiden van de kantine, werden er vitrines geplaatst. Uiteraard met fietsen erin. Blaak: “Deze vitrines vervangen een aparte showroom. Ook hebben we vitrines op wieltjes gemaakt die door het hele gebouw geplaatst kunnen worden.” De Beltmanvleugel heeft geen monumentale status maar is wel heel beeldbepalend en kenmerkend voor industriële architectuur. Daarom werd ook dit gedeelte behouden.

Hart van het bedrijf
Aan het Van Goor-gebouw en de Beltmanvleugel zit nu de nieuwe witte montagehal van 7000 m2, het hart van het bedrijf. In de montagehal, precies op de plek waar het in 1902 allemaal begon, zit een bezoekersbordes. Bronsvoort: “De restanten van het oude gebouw uit 1902 konden niet behouden worden, maar het gebouw is wel terug te zien op uitvergrote oude foto’s in de kantine.”

Het dak van de nieuwe montagehal zit precies onder de dakgoot van het monument. Het dak van de nieuwbouw is hier verhoogd en van glaspuien voorzien, zodat er meteen meer licht naar binnen valt. Blaak: “Alle leidingen zitten onder het nieuwe dak naast de glaspuien, zodat er alleen hier en daar doorgeprikt hoeft te worden naar het oude gebouw. Ook de technische ruimte zit buiten het oude gebouw. De toiletten zijn ook op één plek gecentreerd in het nieuwe deel. Zo blijft het oude gebouw zoveel mogelijk één vlak.”

De kantoren in het oude gebouw zijn inpandig en kijken uit op de productie. “Dit zijn de mooiste plekken”, vindt Bronsvoort. “Vaak willen mensen niet inpandig zitten, maar hier juist wel.” De verbinding tussen kantoor- en montagepersoneel is ook terug te vinden in de gezamenlijke ingang en kantine. Bronsvoort: “Er is hier geen onderscheid tussen white en blue collar en dat zie je ook terug in de architectuur.”

Verbinding met Dieren
De nieuw toegevoegde montagehal maakt ook de gewenste verbinding met het dorp Dieren door de glazen strip waarachter het hele productieproces en de monteurs te zien zijn. Omgekeerd hebben de monteurs uitzicht op het dorp. De dragende gevel van de montagehal is uitgevoerd met V-vormige witte buiskolommen die zorgen voor stabiliteit. Bronsvoort Blaak ontwierp hier een onzichtbare verankering aan de fundering. De detaillering van de buiskolommen refereert aan Gazelleframes.

De grote glazen pui in de fabriek dankt haar transparantie mede aan de minimalistische glasprofielen van Reynaers, die naadloos aansluiten op de buiskolommen. Gevelbouwer Boertjes was verantwoordelijk voor de plaatsing van de kozijnen. Het buitenterrein is heel open ingericht door landschapsarchitect Sietske Hager. Er is zelfs een testbaan aangelegd, waar onder andere koning Willem Alexander al een proefritje maakte.

Productielijnen
Bronsvoort en Blaak ontwierpen ook interieur voor het hele gebouw en dachten mee over de inrichting van het productieproces. “Dit lijkt misschien iets heel anders, maar het is ook ons vak”, zegt Bronsvoort. “Door de jaren heen hebben we veel fabrieken gebouwd en verbouwd en hoewel we geen verstand hebben van fietsen, kunnen we wel meedenken over productielijnen en -processen. Het kan ook zomaar zijn dat de huidige productielijn over een jaar anders is ingericht, als een bepaalde stap in het proces sneller uitgevoerd kan worden. Het moet tenslotte wel praktisch zijn. Een gebouw is een gebruiksvoorwerp, de vorm is ondergeschikt.”



Reacties


Laatste nieuws