Hoop in corporatieland: de tweede en laatste kans overeenkomst en tijdelijke verhuur aan urgentiegevallen toch nog (tijdelijk) bruikbaar

Op 14 november 2023 is de ‘Wet vaste huurcontracten’ (de ‘Wvh’) aangenomen door de Eerste Kamer. Deze wet schaft de mogelijkheid tot het sluiten van tijdelijke huurcontracten met betrekking tot zowel zelfstandige als onzelfstandige woonruimte grotendeels af. Tijdelijke verhuur van woonruimte is na inwerkingtreding van de Wvh alleen nog mogelijk, zowel voor zelfstandige als onzelfstandige woonruimte, aan specifieke categorieën personen. Deze categorieën personen zijn nader uitgewerkt in het ‘Besluit specifieke doelgroepen tijdelijke huurovereenkomst’ dat nu definitief is vastgesteld door de tweede en Eerste Kamer (hierna: het ‘Besluit’) en op 11 juni 2024 is gepubliceerd in het staatsblad.

Over dit Besluit is al eerder een blog verschenen. In dat blog zijn er zorgen geuit over de impact van het Besluit, omdat het toepassingsbereik van de tijdelijke huurovereenkomsten door corporaties aanzienlijk zou worden beperkt. Uit de toelichting op het Besluit blijkt dat deze zorgen terecht waren, maar dat er vervolgens nog kritisch door de wetgever naar het voorgenomen besluit is gekeken. Ik richt mij in dit geval op twee categorieën uit het Besluit, te weten categorie c en d:

Ø Categorie ‘c.’

Ten opzichte van de RTIV is deze categorie in het Besluit fors ingeperkt en heeft deze enkel nog betrekking op woningzoekenden in de zin van artikel 12 lid 3 Huisvestingswet. Dat zijn woningzoekenden die verblijven in een voorziening voor tijdelijke opvang van personen, die in verband met problemen van relationele aard of geweld hun woonruimte hebben verlaten en woningzoekenden die mantelzorg als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 verlenen of ontvangen. De wetgever merkt in de toelichting op dat de voorgestelde Wet versterking regie volkshuisvesting een aantal verplichte urgentiecategorieën aan de Huisvestingswet 2014 toevoegt. Echter die wet is nog niet van kracht geworden. Daarom is besloten om het Besluit na die voorziene wijziging van de Huisvestingswet 2014, van toepassing te laten worden op de in artikel 12, derde lid, van de Huisvestingswet 2014 genoemde woningzoekenden. In de periode tot aan die wijziging van de Huisvestingswet 2014 blijft de bestaande formulering uit het oorspronkelijke besluit, de RTIV, gehandhaafd. Daarmee wordt aangesloten op de reeds bestaande praktijk De wetgever heeft er dus voor gekozen om het Besluit specifiek voor de categorie c nog niet in werking te laten treden, maar het Besluit wel al te publiceren.

Ø Categorie ‘d.’

Bij deze categorie is het woord ‘laatste kans’ weggelaten. Oorspronkelijk leek uit de toelichting te volgen dat deze categorie enkel ziet op huurders van wie door de rechter de huurovereenkomst is ontbonden. In de toelichting op het Besluit is echter nog toegevoegd dat deze overeenkomst ook ziet op de situatie dat de huurder, nadat de verhuurder te kennen heeft gegeven een gerechtelijke procedure tot ontbinding te gaan voeren, vrijwillig heeft ingestemd met beëindiging van de huurovereenkomst omdat het zeer waarschijnlijk is dat een vordering van de verhuurder tot ontruiming wegens overlast zal worden toegewezen. Ook merkt de wetgever op dat gelet op het karakter van de laatste kansovereenkomst en het risico voor de verhuurder op nieuwe problemen met de huurder, het nodig is voor deze groep een tijdelijk huurcontract met een maximale looptijd van twee jaar mogelijk te maken.

Voor eventuele vragen kunt u contact opnemen met Bart Poort.



Reacties


Laatste nieuws