Hoe houden we de luizenmoeder in de stad?

Stiekem willen we het allemaal: het leven van een luizenmoeder of luizenvader. De grote stad ziet in steeds grotere aantallen het gezin vertrekken, op zoek naar een ruimer huis, leuke buurt én die nieuwe schoolpleinvriendschappen natuurlijk. Maar waarom trekken deze gezinnen weg en hoe stoppen we deze beweging? 

Het beleidsmatige antwoord op deze verhuisdrang luidt: we moeten méér gezinsappartementen bouwen. De gemeenten redeneren dat als er een passend woningaanbod komt, de gezinnen wel blijven. Wij vragen ons af of dit werkt. Trekt het gezin weg omwille van het woningoppervlak of is er meer aan de hand?

Speelplekken en scholen
Migratiecijfers van grote steden wijzen wederom uit dat jonge stellen en gezinnen in toenemende mate uitwijken naar buitenwijk of dorp. Geen wonder, want grote steden programmeren steeds minder nieuwbouw voor deze doelgroep. Het recept voor de grootstedelijke nieuwbouwwijk is hoge dichtheden, hippe doelgroep, multifunctioneel en gevuld met kleine en middelgrote appartementen. Maar de gezinswijk wil speelplekken, een overdosis aan laagbouw en een veelheid aan scholen.

Kindvriendelijk en betaalbare woningen
De komende tijd wordt op gemeentelijk niveau weer nagedacht over het aanwijzen van nieuwe uitleglocaties. Vinex mag het niet worden. Dat is begrijpelijk, maar ook jammer. Deze wijken zijn luizenmoeder-proof: kindvriendelijk, goed onderwijs, ruime en betaalbare woningen. De wijken zorgen daarmee voor het vasthouden van het gezin binnen de gemeentegrenzen van de stad.

Gezinsappartementje maar?
Het nieuwe buzzword van de beleidsmakers is daarom het gezinsappartement. Maar zelfs als er daar veel van worden gebouwd, is de vraag of dit voldoende is. De belevingswereld van de luizenmoeder (en vader) is groter dan de lengte van de woning. Ook het straatmilieu is belangrijk, in het bijzonder het buiten-speel-potentieel.

Net als buurtsamenstelling; met welke vriendjes of vriendinnetjes staan ze op het schoolplein als jij net naar de sauna wil? En tenslotte natuurlijk de wijkvoorzieningen, met name het onderwijs. De luizenmoeder wil het kinderdagverblijf op weg naar werk, de basisschool op loopafstand en middelbare school op fietsafstand (jeweetwel, voor al die eindeloze participizza-avonden).

Vergeet onderwijs niet
Vooral dat onderwijs is nogal een dingetje in de grote stad. Zomaar een basisschool of middelbare school kiezen zit er niet meer in. Om te beginnen is de onderwijsdiversiteit in steden erg groot. Wat doe je als er in je buurt een montessorischool, islamitische school en een reformatorische school liggen, maar je zoekt een ‘gewone’ school.

En dan het fenomeen van wachtlijsten en lotingen. Inschrijven als je zwanger bent is bij basisonderwijs tegenwoordig het credo. En inschrijven voor middelbare scholen is een vak apart. In Amsterdam geef je 12 middelbare scholen op en is het maar afwachten welke het wordt. In Utrecht geef je één school op, maar komt bij uitloting daar waar nog plek is. Wat doe je als je geen goed gevoel hebt bij de school? Ouders nemen dan maar weinig risico: iedereen weet hoe bepalend onderwijs en de vriendjes en vriendinnetjes kunnen zijn. Bij een slechte loting wil men liever verhuizen.

Papa en mama willen ook wat
Want dat schoolplein is natuurlijk niet alleen belangrijk voor de kinderen. Stiekem kijkt de jonge ouder ook naar de andere papa’s en mama’s. Het is immers ook de plek waar ouders hun (nieuwe) sociale leven omheen bouwen. De serie De Luizenmoeder op NPO speelt daar mooi op in. De kneuterigheid van de dagelijkse gang van zaken op de fictieve basisschool De Klimop, blijkt zo herkenbaar dat de serie een regelrecht kijkcijferkanon is.

Buiten de stad kun je wonen in een Pipi Langkouswijk
De grote stad moet beter kijken naar de concurrentie. Want de strijd om het gezin is sterk. Commercieel is het vertrekkende gezin voor de projectontwikkelaar een heerlijke doelgroep, want ze hebben vaak twee inkomens en een hoop overwaarde. Buiten de grote stad wordt er doelbewust getarget op vertrekkende gezinnen. Ontwikkelaars branden nieuwe woongebieden steeds sterker op deze doelgroep. De ingrediënten zijn grofweg steeds hetzelfde; grote woningen, veel groen, basisschool om de hoek en een kekke retrostijl architectuur.

Achterliggende belofte is wonen met ons soort mensen. Zie ecodorp Bolderburen in Almere. Kinderen in witte jurken, veel groen, en woningen in gave Zweedse stijl. Je loopt vanuit de stad zo een Pippi Langkous dorp in. Of als dat je smaak niet is, misschien een oud-Engels dorp in Hoofddorp of een oud-Hollands dorp aan de Vecht?

Hoe maak je van een stedelijke nieuwbouwwijk een raketje?
Het gezin dat droomt van de dorpse romantiek vertrekt hoe dan ook. Maar voor die gezinnen die niks hebben met kikkervisjes vangen, bomentikkertje en boomhutten bouwen moet er voldoende aanbod zijn. Dat gaat niet alleen om meer en groter bouwen, maar vooral ook slimmer. Met oog op de behoeftes van het woningzoekende luizengezin. Immers, wil je niet dat jouw nieuwbouwwijk een raketje wordt?

Het houden van de luizenmoeder en luizenvader in de stad draait dus om goede programmering. Niet alleen van de woningen, maar van de hele buurt. In een vorig blog repten we er ook al over: gebiedsontwikkeling draait niet alleen om bouwen, maar ook om het programmeren van activiteiten. Bij het gezin ligt de opgave op buurtniveau. Van architectuur die slim inspeelt op het stimuleren van sociale controle en buurtschap, tot het aanbieden van groen en buitenspeelmogelijkheden. En niet te vergeten; goed onderwijs.

Een bijdrage van Dura Vermeer, geschreven door Lieuwe Conradie en Rink Drost (en een gastrol voor juf Ank), ervaringsdeskundigen in het opvoeden van kinderen in de stad (en luizen pluizen). 



Reacties


Laatste nieuws